(reaksio’nɛ:r)
I. bn. en bw. 1. reagerend, tegenstrevend, tegenwerkend.
2. behoudgezind en tegen de vooruitgang.
II. m. (-en) 1. Algm. hij die reageert, tegenstrever, tegenwerker.
2. Inz. hij die reageert tegen de vooruitgang en voorstander is van de oude toestand.