I. (ra'ket) v. en o. (-ten; -je) racket, maar minder geperfektionneerd.
II. (ra'ket) v. (-ten) [Fr. < Lat. eruca] kruisbloemige plant met bladeren die getande zijslippen hebben en kleine bleekgele bloemen, langs wegen algemeen (Sisymbrium officinale). III. (ra'ket) v. (-ten) [It. rocchetta, spinrok, wegens de vorm]
1. vuurpijl met knallading.
2. Uitbr. projektiel dat zich uit eigen kracht beweegt onder meevoering van zijn energievoorraad: een met vloeibare zuurstof.