Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 13-02-2020

primair

betekenis & definitie

(pri'me:r)

I. bn.
1. Algm. eerst, oorspronkelijk : de priemgetallen heten ook -e getallen, de grondkleuren -e kleuren. → vordering.
2. Inz. a. Aardk. van, uit, betreffende het Primair (II): het tijdperk; -e gesteenten. Tgst. sekundair. b. Pej. met weinig, met slechts elementaire ontwikkeling. -

II.o. Aardk.

1. eerste, oudste groep van formaties.
2.Primair tijdperk van de primaire formaties : in het stonden onze streken onder water.

< >