(prəzen'te:rən) (prezenteerde, heeft geprezenteerd) [Fr. < Lat. praesentare]
1. tot gebruik aanbieden inz. dranken : wijn -.
2. ter betaling aanbieden : een rekening -.
3. aanbieden : zich voor een betrekking -.
4. voorstellen : mag ik me even -? hij prezenteert zich goed, doet zich goed voor.
5. Mil. vóór houden : het geweer -.