(pre'tensi) v. (-s) [pretenderen 2]
1. het aanspraak maken nl. op
a. een eigendom, een som, een voorrecht, schuldvordering : op iemand, iets hebben.
b.
a. op eigenschappen, hoedanigheden : op elegantie; muzikale -s hebben.
b. Algm. aanmatiging, eigenwaan, vermaardheid : iemand vol -; ik heb hem die niet.