(po'ze:rǝn) (poseerde, heeft geposeerd) [Fr. poser]
I. Bedr.
1. Eig. plaatsen, stellen: toen zij geposeerd waren voor het tableau-vivant.
2. Metf. Veroud. een plaats verschaffen In de maatschappij. → geposeerd.
II. Wederk. zich stellen, gaan staan, gaan zitten: zich -. III. Onz.
1. Eig. zitten voor een schilder enz. om zijn beeltenis te laten maken.
2. Metf. zich een gewichtige houding geven : een -de jongeheer die de aandacht op zich wou trekken; hij poseert graag voor de oplettende scholier.