Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 13-02-2020

pomp

betekenis & definitie

v. (-en; -je) [klnb.]

I. Eig. stomp, stoot : een in de maagstreek krijgen.

II. Metn.

[msch. met een stoot bewogen]

1. werktuig om water langs een buis te doen oprijzen door het open neerbewegen van een in de buis sluitend lichaam : pers-, zuigpomp; pers- en zuigpomp; de is laf, lek, lens, onklaar, overvoed; loop naar de (en drink je nuchter, kwast) loop heen! van noch pompstok weten, van niets weten, zeer dom zijn.
2. Uitbr.
a. Algm. dergelijk werktuig om andere vochten, gassen enz. ergens in te brengen.
b. Inz. pomp om lucht ergens in te doen stromen of eruit te verwijderen : met een een fietsband, een voetbal oppompen.

< >