(po'li:p) v. (-en) [Fr. < Gr. polus, veel + pous. voet]
1. Eig. platvormig, geleiachtig holtedier, bestaande uit een buisvormige holte die zich aan de mond in armen voortzet (Hydra) : de -en werden
door Trembley op Zorgvliet bij Den Haag ontdekt; een hangt veelal aan een waterplant en kan in uitgestrekte of in samengedrukte toestand voorkomen; de armen van de -en heten ook tentakels.
2. Metf. ziekelijke woekering, vleesuitwas vooral in de neus : -en laten uitbranden.