('plak) o.
A. I. Eig. het plakken, doen kleven: zich met bezighouden.
II. Metn.
1. Algm. het geplakte, wat met kleefsel is vastgemaakt: het is nog niet droog.
2. Inz. knoeiwerk: dat is maar geen deugdelijk werk.
B. pleisterwerk, raapwerk.