(perspek'ti:f) (...tieven) [Fr. < Lat. (ars) perspectiva < perspicere, doorzien]
I. v. Eig, kunst om voorwerpen zo af te beelden als zij zich aan het oog van de waarnemer van een bepaald punt uit vertonen, wat hun grootte, vorm en kleur betreft : de gronden, regelen van de -. Syn. doorzichtkunde.
II. Metn.
1. v. wijze waarop een voorwerp zich van een bepaald punt uit, aan het oog vertoont, met betrekking tot grootte en vorm, plaatsing en schijnbare afstand : devan een lijn, een vlak; de van een landschap juist weergeven; in -, voorgesteld volgens de perspektief ; inbrengen, volgens de regels van de perspektief voorstellen.
2. v. zodanige wijze van voorstellen dat de juiste indruk wordt gewekt die een voorwerp in werkelijkheid maakt : er is, zit (geen) in dat schilderij; de is mislukt.
3. o.
a. tekening, afbeelding in perspektief: een -is een wiskundige nabootsing van een of meer voorwerpen,
b. Uitbr. vergezicht, verschiet : een weg met een vevan boomstammen.
III. o. Metf.
1. [van II 3 a] uitzicht : aan een zaak een biezonder weten te geven.
2. [van II 3 b] vooruitzicht : dagen alleen op een kamertje zitten, voorwaar een mooi -!