Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 13-02-2020

pensioen

betekenis & definitie

(pensi'oen) o. (-en; -tje) [→ pension] jaargeld dat aan iemand wordt betaald nl.

1. jaargeld door de staat enz. toegekend, na een bepaald aantal jaren dienst : iemand een geven, verlenen; zijn vragen; recht op hebben; op gesteld worden; onder genot van -; voor zijn storten, een deel van zijn jaarwedde afstaan ten bate van het pensioenfonds, om later recht op pensioen te hebben.
2. jaargeld aan weduwen en wezen van vroegere ambtenaren ; trekken.
3. jaargeld geschonken aan iemand van verdienste, een kunstenaar enz.: de geruïneerde schilder kreeg een van de koning. Syn. → gage.

< >