I. v. (-ten; -je) [Fr. patte, poot] lapje op iets anders nl.
1. korte strook die met het ene uiteinde aan een kledingstuk is bevestigd, en aan het ander uiteinde door middel van een knoop wordt vastgemaakt: de -ten van een ➝ bretel; een japon met -ten als versiersel.
2. belegstrook, klep over een zak.
3. Mil. lapje van een andere kleur op de kraag van een uniform: een rode op de kakikraag.
II. [It. patto]
1. o. stand van de koning in 't schaakspel, die hem noodzaakt zich schaak te zetten.
2. bn. zich bevindend in die toestand: de koning is -.