(pas'kwil) o. (-len; -letje) [It. pasquillo, vklw. van Pasquino, een beeld waar men schimpdichten aanplakte]
I. Eig. 1. schimpdicht, schotschrift: -len maken, dichten; -len uitdelen, strooien, taaien.
2. Uitbr.
a. geschrift om iets belachelijk te maken: een op iets schrijven.
b. aardigheid, grap: het is zeker een -.
c. parodie: een van een gedicht.
II. Metn. zonderling, bespottelijk mens: een van een vent.