(pa'rijs) 1. o. hoofdstad van Frankrijk 2 725 000 inw. (stad) ; 5 000 000 inw. met voorsteden (Groot-Parijs). Industrie vooral van weeldeartikelen als dameskleren, meubelen, porselein (Sèvres), verder weef- en machinenijverheid, papier, leer.
1. Bezienswaardigheden. St.-Germain l’Auxerrois (XIIde eeuw), Notre Dame en Ste. C h a p e l l e
(XIIIde), Stadhuis (1533), Museum van het Louvre (1546), Tuilerieën (1564), Paleis van Justitie (1618)
Palais Royal en Sorbonne (1629), Dôme des Invalides (1671), Elysée (1718), P a n t h e o n (1764), Beurs (1808), Arc de triomphe de l’Étoile (1836), Opera (1861), Trocadéro (1878), 300 m. hoge Eiffeltoren (1889), Basiliek van het H.Hart te Montmartre ; prachtige straten en pleinen, het Bois de Boulogne en in de buurt Versailles.
2. Geschiedenis. Ten tijde van Caesar heette het eiland, waar later de Notre-Dame verrees. Lutetia (Parisiorum). In 52 v. K. werd het door LABIENUS bezet, in 451 door de H. GENOVEVA tegen de Hunnen beschermd, in 508 door CLOVIS tot residentie verheven. De Noormannen belegerden de stad 885 en 886 gedurende dertien maanden. HUGO CAPET maakte ze 987 tot permanente hoofdstad van Frankrijk. In de middeleeuwen was Parijs wereldberoemd door zijn universiteit, in de XVIIde en de XVIIIde→ eeuw het middelpunt der Europese beschaving, en sinds de Franse Revolutie 1789 en Napoleon I, dat der Franse geschiedenis („Paris c’est la France”). In 1814 intocht der Geallieerden, 1815 bezetting door de Duitsers en de Engelsen, 1856 vrede na de Krimoorlog, 1870-1871 belegering door de Duitsers en Commune. Tijdens de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) werd Parijs door de Duitsers met kanonnen en uit de lucht beschoten en tweemaal ernstig bedreigd nl. 1914 vóór de eerste Marneslag en 1918 in de lente. Na die oorlog had te Versailles de vredeskonferentie (1919) plaats. In de Tweede Wereldoorlog (1939-1945) bezetten de Duitsers Parijs van 1940 tot 1944. Onder de Vichy-regering verloor het enigszins zijn betekenis als hoofdstad maar kon zijn vernieling of beschadiging verhinderen.