I ('pa:iən) (paaide, heeft gepaaid) [Fr. paper < Lat. pacare, stillen < pax, vrede]
1. tot rust brengen, bevredigen : een kind met zoetigheden -; zijn geweten -.
2.door een schone schijn tevredenstellen : iemand met woorden, praatjes, beloften -; paai daar een ander mee ; zich met een zweem van hoop -.
II.paaien ('pa:iən) (paaide, heeft gepaaid) paren : de vissen zijn aan ’t -.
III.paaien ('pa:iən) (paaide, heeft gepaaid) [Fr. poix, pik] met harpuis (pik, teer enz.) bestrijken : een schip -.