Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 13-02-2020

paai

betekenis & definitie

I (pail) m. (-en) [Mned. pade < Lat. pater, vader]

1.Scheepst. oud, bevaren matroos, belast met het toezicht bij een van de masten.
2. Algm. oude kerel, vent.

II.paai (pa:i) v. (-en) [Fr. paye]

I. Eig. 1. Algm. Veroud. betaling.
2. Inz. Gew. bij termijnen te betalen bedrag.

II. Metn, [van I 2] Gew. belastingstermijn.

< >