(ovər’tuigən)
l(ge)tuige)
1. door een getuigenis of met getuigen bewijzen : iemand van diefstal, van schuld -.
2. door redenering, bewijzen doen geloven ; iemand van iets -; hij is door geen reden te -.
3. verzekeren, vooral in uitdrukkingen : overtuigd zijn, blijven van iets of dat...; zich overtuigd houden van iets.
4. z i c h -, door eigen onderzoek zich vergewissen : zich van de bruikbaarheid van een middel -, wij moeten ons dat alles in orde is.