(ovər'tolləch)
I. bn. en bw. (-er, -st) [tol, (ge)tal]
1. groter, meerder dan het juiste, het vereiste getal : -e gerechten, verdiensten. Syn. → overbodig.
2. onnodig : -e luxe; -e klederen; een bewijs; het -e doen verdwijnen.
II. bw. in hoge mate : veel.