('o:vərstə) m. en v. (-n)
1. Algm. persoon die de voornaamste is : ergens de zijn.
2. Inz. a. hoofd van een geestelijke vereniging : de (algemene) van de Broeders van Liefde. b. hoofd van een klooster: de van een klooster heet prior, gardiaan, rektor, broeder-overste, moeder-overste enz. c. alleen m. aanvoerder van een leger. d. alleen m. luitenant-kolonel.