I. ('o:vər) (laadde over, heeft overgeladen), in een ander voertuig of schip laden : goederen, een schip -.
II. (‘a:dən) (overlaadde, heeft overladen)
1. te zwaar laden : een boot. Syn. → beladen.
2. met te veel voedsel bezwaren : de maag, zich -.
3. te veel belasten : die klasse is met schoolwerk -.
4. weelderig voorzien : een zaal, een stijl (met sieraden) -; met weldaden, eerbewijzen -.
5. overmatig voorzien : een schilderij met figuren -; met schimp, smaad, vervloeking
III. ('la:dən)bn. dik en vet, zwaar: schouders.