Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 13-02-2020

overdekken

betekenis & definitie

(‘o:vər’dekkən) (overdekte, heeft overdekt)

1. van boven dekken: een overdekte markt.
2. van een deksel voorzien : overdekte schotels.
3. geheel en al bedekken : de wilde wingerd die de muren overdekt; hij overdekte zich 't gelaat met beide handen; de beide wangen met een purperen gloed overdekt; de nevelen hadden de omtrek overdekt; de bomen overdekten zich met groen; het land was met gewapend volk overdekt; de rivier was met schepen overdekt.
4. overstemmen : haar zang overdekte de tenor.
5. overladen : iemand met schaamte -.

< >