Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 13-02-2020

oven

betekenis & definitie

('o:vən) m. (-s; -tje) [ — Lat. olla, pot]

1. besloten ruimte die heet gemaakt wordt om erin te bakken : brood in de schieten; de van een → fornuis; steenoven; om aardewerk, porselein in te bakken; gapen als een -. Gez. dat gaapt (zo wijd) als een -, het is overduidelijk of het is geheel onwaarschijnlijk; niemand zoekt een ander in de -, of hij is er zelf in geweest, wie een ander van iets kwaads verdenkt, heeft het vroeger gewoonlijk zelf gedaan, maar op zijn eigen kwaad let hij niet; tegen een gapen, de mond zeer wijd openspalken of vergeefse moeite doen
2. Uitbr. oven om andere bewerkingen in te doen ondergaan : een voor het drogen van vruchten, het smelten, het afkoelen van glas, het distilleren van likeuren enz.

< >