Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 13-02-2020

opzien

betekenis & definitie

('op)

A. (zag op, heeft opgezien)
I. opwaarts zien nl. 1. naar omhoog zien : naar de sterren -; dankbaar naar iemands gelaat; (hoog) tegen iemand -, hem (hoge) waarde toekennen; tegen iets -, er vrees voor hebben.
2. de ogen opslaan van zijn werk : zonder -; verwonderd, vreemd van iets -, er verwonderd van zijn. -

II. Gew. erop zien, erop passen, er acht op geven.

B. o. 1. [→ het opzien (A11) tegen iemand of Iets] verwondering, verbazing : baren, maken, wekken.
2. [→ opzien II] het zien, het acht geven op, alleen in de uitdrukking : ten van, ten opzichte van.

< >