('op) (leidde op, heeft opgeleid)
1. opwaarts, omhoog leiden: water door middel van pompen -.
2. bij een bijeenkomst naar de zaal enz. geleiden: een dame -.
3. op het toneel leiden: wie zal de danseres -?
4. voeren: ten dans -.
5. voorbereiden, vormen: iemand voor de handel -.