Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 13-02-2020

onweer

betekenis & definitie

('on) o. (onweren, s: -tje) slecht weder met donder en bliksem gepaard: het komt opzetten, dreigt, barst los, trekt af, drijft over; er zouden dagelijks, over geheel de wereld, 40000 -s voorkomen. Gez. er broeit -, ook Fig. er zal een uitbarsting van toorn komen; er is aan de lucht, ook Fig. er zullen onaangenaamheden komen; het is, komt niet van de lucht, ook Fig. hij begint telkens weer uit te leggen of er dreigen voortdurend onaangenaamheden.

< >