(ont’worstələn) (ontworstelde, ontworsteld)
I. (heeft) 1. worstelend ontnemen : iemand een degen -.
2. zich -, zich worstelend ontrukken : zich uit ’s iemands greep -, zich aan de drift-.
II. (is) door worstelen eraan ontkomen: uit iemands macht -; aan de stromen, aan een gevaar, aan de zonde ontworsteld.