vrvgs. dat met veel werkwoorden onscheidbare samenstellingen vormt en betekent :
1. een nadering : ontbieden, ontbood, ontboden.
2. een verwijdering : ontlopen, ontaarden.
3. een scheiding : onthoofden, ontbinden, ontleden.
4. het tegenovergestelde van wat het grondwoord zegt : ontdekken, ontgraven.
5. een ontneming, een verlies : ontadelen, ontbladeren, onteigenen.
6. het begin van een handeling : ontbijten, ontbranden.
7. het brengen in de toestand die het grondwoord aanduidt : ontbloten, ontnuchteren.
