('on) v.
I. Eig. onmeedogende toorn: 's konings drukte op hem. ➝ genade.
II. Metn. toestand van hem die het voorwerp van de ongenade is : in vallen. III. Metf.
1. gevaarlijke ongunstigheid: aan de van wind en golven prijsgegeven.
2. onmeedogende omstandigheden : de van de fortuin.