(om'wintsəl) o. (-s) [omwinden II]
I. Eig.
1. Algm. datgene waarmede iets omwonden, rondom bekleed is.
2. Plantk. krans van schutblaadjes onder een (scherm)bloem.
II. Metf. datgene waarmede iets bedekt, omhuld is: de waarheid verkondigen zonder -en.