Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 12-02-2020

omnibus

betekenis & definitie

('omnibus) m. en v. (-sen; -je) [Lat. voor allen]

1. Eig. rijtuig voor het vervoer van een aanzienlijk aantal personen: een voor 20 personen; in een springen; de nemen; dat hotel heeft zijn eigen -. Syn. bus.
2. Metf. uitgave die verschillende boeken van een auteur bevat.

< >