('offərən) (offerde, heeft geofferd) [Lat. offerre]
1. aan de godheid met de gebruikelijke plechtigheden een offer aanbieden : de arme weduwe offerde haar penninkje. Syn. opofferen.
2. Kat. de mis doen: de -de priester.
3. als hulde aanbieden, opdragen : zijn liefde aan Jezus -.
4. schenken: kom, offer ook wat voor dat arme kind; voor ’t vaderland zijn leven -.
5. Gemz. betalen : offer maar gauw, want de voorstelling begint.
6.zich overgeven : aan de deugd, de eerzucht, de hartstochten, de wellust -. zie Bacchus, mammon, muze, Venus.