('no:rwe:gәn) o. [weg naar het noorden] koninkrijk in Skandinavië. Hoofdstad: Oslo. → balk.
1. Aardrijkskundig. 323.793 km2, 3.000.000 inw. 8,2 per km2. Het is een hoogland met steile randen en diepe fjorden in het westen, door tal van dalen in kleine vlakten, fjelden, verdeeld, en dat naar het oosten (in Zweden) trapsgewijze afdaalt. Van de bodem ligt 74% woest, 23% is met woud bedekt, weiden beslaan 1%, terwijl slechts 2% bouwland is. Veeteelt en landbouw worden gedreven in de fjorddalen. De visserij, die op zeer grote schaal wordt uitgeoefend, is het belangrijkste middel van bestaan. De Noren vormen een eenheid, met uitzondering van de Lappen in het noorden. Zogoed als het gehele volk is luthers. De koning regeert met twee kamers, de door het volk gekozen Storting (1ste en 2de Kamer). Nevenlanden van Noorwegen zijn Spitsbergen, het Bereneiland en Jan Mayen.
2. Geschiedkundig. In de IXde eeuw kwamen de Noren op hun plundertochten (→Noormannen) het
eerst met het overige Europa in aanraking. Hun land bestond toen uit verscheidene vorstendommen, waarvan HARALD I (Schoonhaar) 872 een aantal tot één koninkrijk verenigde. Vele der overwonnen vorsten weken uit o. a. ROLLO, de stichter van het hertogdom Normandië. Na HARALD’S dood ontstonden langdurige twisten. OLAF I (995-1000), de eerste kristenkoning, herstelde de rust, maar verloor zijn land aan SVEN van Denemarken.
OLAF II de Heilige bevorderde het kristendom, moest echter 1028 bukken voor KNOET de Grote van Denemarken. In 1035 herwon Noorwegen zijn onafhankelijkheid onder MAGNUS, die 1047 opgevolgd werd door zijn zoon HARALD III (de Harde), de stichter van Christiania. HAKON V veroverde 1260 Ijsland en Groenland. HAKON VI huwde met MARGARETA van Denemarken, die 1397 bij de Unie van Kalmar de drie Skandinavische rijken verenigde. Bij de Vrede van Kiel 1814 werd Noorwegen door Denemarken aan Zweden afgestaan. Herhaalde konflikten met dit land leidden 1905 tot verbreking van de unie.
HAKON VII werd tot koning gekozen. In de Eerste Wereldoorlog bleef Noorwegen neutraal. In de Tweede →Wereldoorlog werd het 1940 door de Duitsers bezet. Koning HAKON VII vluchtte naar Engeland. Sedert 1942 stond de regering onder leiding van de minister-president QUISLING, die de bevoegdheid had welke, op grond van de konstitutie, aan de koning en het parlement toekomt. Na de bevrijding van het land kwam de koning terug en hadden er 1945 verkiezingen plaats waarbij de Arbeiderspartij de volstrekte meerderheid behaalde. Troonopvolger is 's konings zoon OLAF (°1903).