('ne:vəl) m. (-en, -s; -tje)
I. Eig. lage waterdamp, wolk in de nabijheid van de grond uit plaatselijke oorzaken ontstaan : -s vormen zich ’s avonds boven sloten en lage landen; er komt een op; er hangt een -; de berg was in -en gehuld; een dikke, dunne, zware -.Syn. → damp.
II. Metf.
1. wat iets anders bedekt, onzichtbaar maakt : blond in de witte van haar sluier; de die de toekomst sluiert, verbergt; strak zag hij haar aan door de van zijn tranen.
2. wat het gemoedsleven verduistert : de van de vertwijfeling rees om hem heen ; een flauwe lichtstraal van hoop brak door de van haar zwaarmoedigheid.
3. wat het helder inzicht belemmert : het heugde hem door de van zijn uitputting heen.