Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 12-02-2020

neger

betekenis & definitie

(’ne:gər) m. (-s; -tje) [Fr. < Sp. < Lat. niger, zwart]

1. donkerkleurige inboorling van Midden-Afrika : een als knecht hebben; jongen, je ziet eruit als een -; witte -. albino; zo zwart als een -, zeer zwart, vuil.
2. Uitbr. afstammeling van vroeger in Amerika ingevoerde negerslaven.

Enc. De negers kenmerken zich door donkere huidskleur (van bruin tot zwart), dikke lippen, brede, platte neus, hoge, smalle schedel en zwart kroeshaar. Men onderscheidt naar de taal Soedannegers en Bantoenegers. De meeste negerstammen in Afrika zijn heidenen of mohammedanen de negers in Amerika hoofdzakelijk kristenen. Hun aantal bedraagt ± 150 miljoen. Uit Afrika werden negers als slaven overgebracht naar Amerika. Van uit de Verenigde Staten keerden zij terug naar Afrika, waar zij een onafhankelijke staat Liberia stichtten.

< >