('ne:r) m. (-en)
I. [neerslaan 11] eerste slag naar beneden bij het maat slaan.
II. [neerslaan II]
1. [1] vochtigheid die op de aarde neerkomt in de vorm van regen, sneeuw, hagel, dauw, rijp : de atmosferische -; de jaarlijkse is het grootst op de Hawaiï Eilanden (1250 cm) en het geringst in Egypte (3 cm).
2. ook o. [2] wat neergeslagen wordt, bezinksel, precipitaat: een van zout.