(‘ne:dər) v. (...lagen)
A. [→ neerleggen 1]
I. Eig. het neerleggen.
II. Metn. 1. het neergelegde.
2. plaats waar men iets neerlegt, depot, magazijn : ...lagen van aksijnsgoederen.
B. [→ neerleggen 4] het overwonnen worden vooral in een veldslag : een toebrengen; de lijden; de tegenpartij heeft de ondergaan. Tgst. → overwinning.