Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 12-02-2020

natrium

betekenis & definitie

('na:trium) o. zilverwit kneedbaar en zeer licht metaal dat in natron voorkomt; soortelijk gewicht 0,97, smeltpunt 97,5°: ontvlamt in de lucht en in het water.

NATUURKUNDE

I. INDELING

De natuurkunde handelt over de beweging en het evenwicht (werktuigkunde, mechanika), over de warmteleer (warmteleer, kalorimetrie), het geluid (geluidsleer, akustika), het licht (lichtleer, optiek), het magnetisme en de elektriciteit.

II. GESCHIEDENIS.

1. Bij de vroegste kultuurvolken der Oudheid bepaalt zich de ontwikkeling van de natuurkunde tot enige praktische uitkomsten op het gebied van de werktuigkunde (piramiden bij de Egyptenaren) en een of andere toevallige vondst (opwekking van elektriciteit door het wrijven van barnsteen, bij de Feniciërs). De Grieken, inz. ARISTOTELES, ARCHIMEDES en HERO hebben, naast praktische proeven, het eerst naar teoretische verklaringen van de natuurkundige verschijnselen gezocht en daardoor de fysika als wetenschap gegrondvest, terwijl de Romein PLINIUS de Oude een groot deel van de natuurkundige kennis der Ouden heeft bewaard.
2. In de Middeleeuwen pasten de Arabieren voor het eerst het proefəndervindelijk onderzoek toe, en waren de kloosters de enige toevluchtsoorden voor de beoefening der wetenschap. Hier zijn twee namen van betekenis te noemen : ALBERTUS DE GROTE en R. BACON (leer van het licht).
3. Nieuwe Tijd. De XIde en XVIIde eeuwen vormen het eerste bloeitijdperk der fysika met DA VINCI, STEVIN (Z.N.), JANSEN (N.N.), LIPPERSHEY als voorlopers, en met GALILEÏ, TORRICELLI, SNELLIUS (N.N.), VON GUERICKE, HUYGENS (N.N.), NEWTON als baanbrekende ontdekkers. Ook „DREBBEL (N.N.) en LANA behoren tot deze periode. De XVIIIde eeuw is een tijd van betrekkelijke stilstand. Toch werden er een paar belangrijke onderzoekingen gedaan o. a. door : PAPIN, HARTSOEKER (N.N.), FAHRENHEIT, VAN ’S GRAVESANDE (N.N.), CELSIUS, CUNAEUS (N.N.), RÉAUMUR, VAN MUSSCHENBROEK (N.N.), FRANKLIN, INGENHOUSZ (N.N.), MONTGOLFIER, ATWOOD, COULOMB, WATT, CHLADNI.
4. Nieuwste Tijd. Het einde der XVIIIde eeuw en de XIXde eeuw vormen samen het tweede bloeitijdperk ; al de onderdelen worden verder uitgebouwd en tevens tot een prachtige verklarende syntese samengebracht. Op het gebied van de elektriciteit, die op biezondere wijze werd beoefend en dienstbaar gemaakt aan de techniek, onderscheidden zich vooral : GALVANI, VOLTA, OERSTED, AMPÈRE, OHM, JACOBI, DAVY, WHEATSTONE, ARAGO, MORSE, REIS, BELL, HUGHES, FARADAY, MELSENS (Z.N.), GRAMME, SIEMENS, MAXWELL, TESLA, RUHMKORFF, CROOKES, VON HELMHOLTZ en DOPPLER bestudeerden de geluidsleer teoretisch, terwijl EDISON en BERLINER ze in de praktijk toepasten. In de lichtteer kwam HUYGENS’ golfteorie, verbeterd door FRESNEL, volkomen tot haar recht door de onderzoekingen van YOUNG. Verder arbeidden op dit gebied o. a. GEISSLER, BUNSEN, KIRCHHOFF, FRAUNHOFER, DAGUERRE. Door de ontdekking van een der gewichtigste natuurwetten nl. het behoud van arbeidsvermogen (MAYER), werden de door NEWTON gevonden beginselen van de mechanika voltooid, en tevens de ware natuur der warmte ontdekt. Tot de ontwikkeling van de warmteleer droegen het hunne bij: REGNAULT. JOULE, ANDREWS, CARNOT, CLAUSIUS, CAILLETET, PICTET, VON LINDE. Sedert de ontdekking der wet van het behoud der energie, is gebleken dat alle natuurkrachten niets anders zijn dan verschillende gewijzigde vormen van arbeidsvermogen of energie; warmte is een vorm van energie of beweging der stofmolekulen; licht is de energie van de lichtetergolven; elektriciteit en magnetisme van de elektrische golven.En zo kwam de moderne fysika tot de schitterende syntese: de eenheid van alle natuurkrachten. In de xx'*® eeuw verkregen de volgende natuurkundigen de Nobelprijs : RÖNTGEN, VON LAUE, W. H. EN W. L. BRAGG, BARKLA, SIEGBAHN, COMPTON, (röntgenof X-stralen); BECQUEREL (becquerelstralen); LORENTZ (N.N.) en ZEEMAN (N.N.) (lichtteorie); Mevr. CURIE (radium); RAYLEIGH (geluidsleer); LENARD (katodestralen) ; J. J. THOMSON (elektriciteitsgeleiding door gassen); MICHELSON, EINSTEIN (relativiteitsteorie); LIPPMANN (kleurenfotografie); HERTS, MARCONI, BRAUN (draadloze telegrafie); VAN DER WAALS (N.N.) (gasdruk) ; WIEN, PLANCK (warmtestraling); DALEN (vuurtorenlicht); KAMERLINGH ONNES (vloeibaarmaking van gassen); STARK (spektraalanalyse); GUILLAUME (nikkelstaallegeringen); MILLIKAN, RICHARDSON (elektronenteorie); BOHR, FRANCK, PERRIN, DIRAC (atoomteorie); CH. WILSON (zichtbaarheid der ionen); DE BROGLIE, SCHRÖDINGER. HEISENBERG, PAULI (kwantenteorie); RAMAN (lichtdiffusie); CHADWICK (ontdekking van het neutron), HESS, ANDERSON en BLACKETT (kosmische straling); DAVISSON en PAGET THOMSON (interferentie bij de uitstraling der kristallen door elektronen), FERMI (nieuwe radioaktieve elementen), LAWRENCE (kunstmatige radioaktiviteit). STERN en RABI (atoomkern) ; BRIDGMAN (hoge druk), APPLETON (atmosfeer). Verder zijn nog te noemen : KEESOM (N.N.) (lage temperaturen), W. THOMSON (Kelvin) (absolute temperatuur), BRANLY (koherer) en BAIRD (televisie).

< >