[~malen]
I. v. en o. fijn poeder, fijne aarde, fijn zand: de wind jaagt de op.
II. bn. en bw. (-Ier, -st)
1. niet vast, pulverig : een hoop -le veengrond; het -le zand, stof.
2. met mul zand : een pleintje.
3. zacht, lenig : zijn stijl (be)houden.