(‘mottəch) bn. en bw. (-er, -st)
1. door de mot geschonden : goed.
2. pokdalig: een gezicht.
3. met kleine gaatjes aan de oppervlakte : -e steen.
4. door de wormen aangetast: vlees.
5. onaangenaam, mal, nors : die -e ven.
6. onhelder, vochtig door de mot (II) : weer.