('mo:tor) m. (-s, -en) (spr. 'to:rɘn) [Lat. < movere, bewegen]
1. Eig. kleine, drijfkracht voortbrengende machine die door gas, petroleum, benzine of elektriciteit in beweging wordt gebracht : de van een → automobiel, een vliegtuig; de aan-, af zetten; de slaat aan, weigert.
2. Metn. motorfiets.