('mikkən) (mikte, heeft gemikt)
1. met het oog aanleggen : op iets met boog en pijl, met zijn geweer -. Syn. ➝ aanleggen (5).
2. een doel treffen : de welgemikte vogel; of zijn kunst zo licht het schone mikt?
3. ogen op een punt dat men tracht te raken : gesprekken waarbij zij niet wisten op welk doel zij mikten. ➝ kikken.
4. Gemz. gooien : zijn schoenen in een hoek -.
5. berekenen, ramen, schatten : hij mikt de afstand op een haar; het zo nauw niet -, zo nauw niet nemen; iets mooi gemikt hebben, ten nauwste beraamd hebben, zo dat men nog juist zijn doel bereikt.