(meta'fizika) v. [door Aristoteles na de fysika behandeld]
1. Eig. deel der wijsbegeerte dat zich met de laatste bovenzinnelijke gronden der dingen en werkingen bezighoudt: de omvat de leer van het zijn in het algemeen (ontologie), van de wereld (kosmologie), van de ziel (psychologie), en van God (teodicee).
2. Metn. diepzinnige, duistere bespiegelingen: dat geleerde werk is voor mij -.