('mengəlmoes) v. en o. Ong.
1. Algm. mengsel: een -van drankjes; een van dwaasheid en bedrog ; een van kwade trouw en spekulatie; een van slecht Frans en nog gebrekkiger Nederlands.
2. Inz.
a. rommelzo: een van oude lantaarns, schellen enz.
b. samenraapsel: een van gelukzoekers.