(mankəment) o. (-en)
I. Eig. het mankeren, ontbreken van iets.
II. Metn. 1. Algm. datgene wat mankeert, ontbreekt.
2. Inz. a. lichaamsgebrek : een aan de voet hebben.
b. defekt in een toestel : een aan een machine. c. tekortkoming.
Gepubliceerd op 12-02-2020
betekenis & definitie
(mankəment) o. (-en)
I. Eig. het mankeren, ontbreken van iets.
II. Metn. 1. Algm. datgene wat mankeert, ontbreekt.
2. Inz. a. lichaamsgebrek : een aan de voet hebben.
b. defekt in een toestel : een aan een machine. c. tekortkoming.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: