(ma:jor) [Lat.]
I. bn. grotere, oudere.
II. m.
1. de grotere, oudere b. v. van twee broeders.
2. hoofdterm van een sluitrede. Tgst. minor.
Gepubliceerd op 12-02-2020
betekenis & definitie
(ma:jor) [Lat.]
I. bn. grotere, oudere.
II. m.
1. de grotere, oudere b. v. van twee broeders.
2. hoofdterm van een sluitrede. Tgst. minor.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: