(ma:is) m. [Haïtisch]
1. Eig. gele korrels van een graangewas met langwerpige brede bladeren, een pluim en vruchtkolven waarin de korrels in rij zijn geplaatst: de kippen met voeren.
2. Metn. dat graangewas: (Zea Maïs): planten, snijden.
➝ Ook ; Turkse tarwe.
Enc. De maïs stamt uit Amerika, waar in Peruaanse en Mexicaanse oude graven korrels werden gevonden. Na de ontdekking van dat vasteland, werd ze spoedig in de Middellandse-Zeelanden van Europa en tot in Indië en China verspreid. Na rijst, is maïs de voornaamste graansoort der wereld. Maïsmeel wordt, veelal met rogge en tarwe vermengd, in het biezonder in Amerika, tot brood gebakken. De Zuid-amerikaanse inboorlingen bereiden uit de maïskorrels, door gisting, een drank chicha geheten.
Door gisting van het sap uit de stengel, maken de Mexicanen een alkoholische drank, de pulque de mahiz. In de industrie wordt de maïskorrel tot zetmeel, glucose, cellulose, springstoffen, vernissen, spiritus en bier verwerkt, terwijl het fijne maïsmeel als maïzena in de handel komt. Bij ons wordt maïs ook wel als groenvoedergewas verbouwd.
Maïsproduktie (1950)
milj. kg
1. Verenigde Staten 79.531
2. China 6.500
3. Brazilië 6.162
4. U.S.S.R. 5.500
5. Roemenië 5.279
6. Argentina 4.000
7. Hongarije 2.862
8. Mexico 2.500
9. Zuidafrikaanse Unie 2.344
10. Indië 2.334
11. Joegoslavië 2.085
12. Indonesië 2.000
13. Italië 1.924
14. Egypte 1.306
Wereld 132.100