Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 12-02-2020

magneet

betekenis & definitie

(mag'ne:t) m. (...neten; -je) [steen uit Magnesia (1)]

I. Eig.
1. stuk van een soort van ijzererts dat de eigenschap heeft ijzer aan te trekken en vast te houden: deze heet natuurlijke in tegenstelling met (2).
2. Uitbr. stuk staal dat op kunstmatige wijze die eigenschap verkregen heeft: hoef-, staaf magneten zijn kunstmatige magneten; een gewapend -, met een sluitstuk of anker.

II. Metf.

1. magneto-elektrisch instrument in een motor, dat een vonk doet ontstaan, waardoor een gasmengsel ontploft.
2. persoon, zaak die aantrekkelijk is ; zij was voor hem een onweerstaanbare -.

< >