('lo:b) v. (...banen)
I. Eig. baan, weg waarin iemand of iets loopt nl.
1. baan voor wedlopen: aan het eind van de -.
2. loopkring van een hemellichaam: de elliptische van een komeet.
II. Metf.
1. leven(sweg): zijn is op aarde geëindigd.
2. werkzaamheid, carrière: zijn pas begonnen was gebroken; zijn als boswachter; een lange parlementaire -; in 't begin van haar was de dynamomachine geheel anders; de geschiedenis in haar eeuwenlange -.