(lit) o. (-je)
I. ledematen (alleen mv.) Eig. leden van het lichaam inz. armen en benen : stijve, stramme ledematen. II. Metf.
1. (lidmaten); nieuwe ...maten aannemen; een lid, dat in de Nederlandse Hervormde Kerk zijn geloofsbelijdenis heeft afgelegd, heet-.
2. (ledematen); de ledematen van Kristus’ lichaam.