Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 30-06-2020

licentie

betekenis & definitie

(li'sensi) v. (-s)

1. Algm. vrijheid van handelen.
2. Inz.
a. al te grote vrijheid van handelen, willekeur.
b. Verst. ongebondenheid, losbandigheid.

lichaam ('licha:m) o. (lichamen; -pje) [Got. leik, vlees + hama, hulsel]

I. Eig.
1. geheel der stoffelijke delen van mens of dier : een gezonde ziel in een gezond -; een sterk, welgemaakt, ziekelijk, zwak -; zijn door gymnastiek fit houden; zijn niet voelen, niet voelen dat men een heeft; Jezus schenkt ons zijn in de H. Eucharistie; dood -, lijk; zijn is een weerglas, hij is hoogst gevoelig voor elke weersverandering. → hemd.
2. Bepk. romp : een zwaar -; het hoofd van het scheiden. -

II. Metf.

1. [van I 1] zichtbaar, tastbaar iets ; een is stof van bepaalde gedaante en uitgebreidheid; gasvormige, vaste, vloeibare lichamen; de scheikunde onderscheidt enkelvoudige en samengestelde lichamen; bloedlichaampjes; cilinders, parallellepipedums, piramiden, prisma’s zijn meetkundige lichamen; de maan is een hemel-, → glasachtig-lichaam.
2. [samenstel als een lichaam I 1] vereniging van personen, genootschap, kollege : een wetgevend -. Gez. het der Kerk, de zichtbare overheid, de ledematen, de sakramenten enz. in tegenstelling met de inwendige genadegaven of de ziel; het van staat, Raad van State, Staten-Generaal; zedelijk -, lichaam dat burgerrechtelijke handelingen kan stellen. Syn. rechtspersoon, stichting.
3. [van I 2] middelste gedeelte : het van een letter.

Enc. Het menselijk lichaam, bestaat uit spieren (40%), beenderen (20%), vet (20%), inwendige organen (12%) en bloed (8%). Zijn gemiddelde temperatuur is 36,7-37,8°, in de tropen iets hoger. Enigszins belangrijke temperatuursveranderingen treden alleen op bij koorts, het gevolg van overmatige inspanning of ziekte.

< >